Drie vragen aan Jean-Claude van Rijckeghem

Het historische boek IJzerkop van schrijver Jean-Claude van Rijckeghem is één van de elf Leestips van de Jonge Jury 2020! Wij stellen Jean-Claude drie vragen over het schrijven van historische boeken, films en stripboeken.

Je hebt naast allerlei boeken ook al stripboeken en films geschreven. Wat schrijf je het liefst?

Nou, ik hou van de afwisseling.

Een filmscenario probeer ik spannend en boeiend te maken maar het is vooral een werkinstrument voor een regisseur en voor acteurs, decorbouwers, kostuumontwerpers en cameramensen… Zo’n scenario telt ongeveer honderd pagina’s met niet eens zoveel tekst erop. Er staan vooral dialogen in en de beschrijvingen van plaatsen en personages hou ik zo kort mogelijk. Een scenario moet een filmploeg inspireren. De acteurs moeten de personages een gezicht en een ziel geven. De regisseur en zijn ploeg moeten het verhaal in beelden vertellen. Zo wordt het verhaal ook van hen.

Daarnaast is een film maken ook in België en Nederland een dure aangelegenheid. Ik moet er in een scenario altijd over waken dat wat ik schrijf ook wel werkelijk gedraaid kan worden. Dus, dat werkt wat beperkend. Ik vermijd zowat automatisch scènes met waanzinnige achtervolgingen, grootse decors en massa’s figuranten.

Stripboeken schrijf ik voor een bevriende striptekenaar. Hij voelt zich gelukkig als hij vintage auto’s, vliegtuigen in exotische locaties kan tekenen, liefst met een spannend verhaal erbij. In een stripboek kan alles: waanzinnige achtervolgingen, grootse decors en massa’s figuranten. Het is leuk om te doen.

Een boek schrijven is het moeilijkst en duurt het langst omdat het begint en eindigt met letters op papier. Er komt geen tekenaar, regisseur of acteur langs die mijn verhaal beter kan doen lijken dan het is. Daarom geeft een roman me ook de grootste voldoening. Het is een verhaal dat ik alleen deel met mijn lezers… Ik beleef er ook het meeste plezier aan: mijn romans spelen zich af in een ver verleden en tijdens het schrijven heb ik ook het gevoel dat ik door dat verleden dwaal. Niet dat ik daar alles even scherp kan zien of dat ik de mensen uit die tijd helemaal begrijp. Maar dat geeft niet want ik ben in het gezelschap van mijn personages. Ik volg ze. Ik observeer ze. Ik probeer te voelen wat zij voelen. Voor IJzerkop ben ik naar Parijs en Wenen gegaan om te slenteren door de straten waar Pier en Stans liepen en ben ik door de velden van het Oostenrijkse Essling gewandeld waar Stans in het Franse leger marcheerde.

Hoe kwam je op het idee om een boek te schrijven over een meisje die het leger van Napoleon ingaat?

Op 19 juni 1815, de dag na de veldslag van Waterloo waar het Franse leger van Napoleon door een Engels-Duits-Nederlands leger werd verslagen, moest de Engelse vrijwilliger Charles Smith van de 95th Rifles meehelpen om de doden op te ruimen. Hij vond het lijk van een jonge vrouw gekleed in een cavalerie-uniform met harnas en helm. Haar lichaam lag op een plek waar de gevechten die dag het hevigst hadden gewoed. De vrouw was, dravend op een oorlogspaard en met de zware sabel voor zich uit gestrekt, op de Engelse scherpschutters en kanonnen afgestormd. Ze was neergemaaid. Vrijwilliger Smith liet noteren dat de vrouw een mooi gezicht had en dat ze jong was, wellicht niet eens twintig. Haar naam, haar afkomst en haar verhaal zijn een mysterie gebleven. Ze is door de geschiedenis vergeten.

Die jonge, gesneuvelde vrouw was de kiem van IJzerkop. Ik vroeg me af waarom een vrouw zich zou verkleden als man om het leger van Napoleon in te gaan. Hoe is haar dat gelukt? Wat moet haar familie daarvan hebben gedacht? Ik kwam erachter dat er in die tijd wel meer vrouwen waren die een uniform aantrokken om tussen mannen te leven. De beruchte Marie-Thérèse Figueur (bijgenaamd Madame Sans-Gêne) bijvoorbeeld wiens memoires zijn uitgegeven en zelfs de Vlaamse Marie-Jeanne Schellinck die tien jaar in het leger van Napoleon vocht voordat ze werd ontdekt. Ik vermoed dat veel vrouwen nooit werden ontmaskerd.

IJzerkop is niet gebaseerd op iemands levensverhaal. Het is fictie. Dat gaf me bij het schrijven de grootste vrijheid.

 Je andere boeken heb je samen geschreven, met Pat van Beirs. Hoe was het om dit boek alleen te schrijven?

Ik was best huiverig om alleen aan IJzerkop te beginnen. Ik werd bijna gek van het bladeren door de vergeelde memoires van Franse officieren en was bang om fouten tegen de geschiedenis te maken. Ik had aanvankelijk geen idee hoe en waar het verhaal moest eindigen. Maar al schrijvend begon ik de boze, opstandige Stans te begrijpen en ook haar broer Pier die zo graag een goede zoon voor zijn vader wil zijn. Ze werden meer dan namen op papier. Al gauw kregen ze vlees en bloed en verbaasden ze me door wat ze deden of zeiden. Ze hielden me meer dan twee jaar gezelschap, Stans en Pier, en toen het boek klaar was, was ik triest om afscheid van hen te nemen. Ik was gewend geraakt aan hun stemmen in mijn hoofd.

Blogs