De schrijver vertelt #6: Anna van Praag

Dit is de zesde blog van een reeks waarin schrijvers je meenemen in hun schrijfproces en een kijkje geven in hun wereld. Hoe komen ze op hun onderwerpen, waar halen ze hun inspiratie vandaan en hoe schrijven ze een boek? De zesde schrijver die de pen pakt is… Anna van Praag! Zij vertelt hier over de inspiratie voor haar boek Hoe groot is de liefde.

Je eerste grote liefde. Die vergeet je nooit, die hakt erin, in je hart. Om maar niet spreken van je eerste grote liefdesverdriet.

Dáár wilde ik over schrijven, over dat hele grote en the first cut die the deepest is.

Ik deed een luikje open in mijn herinneringen en daar was het: die jongen die zo mooi piano speelde in de aula van mijn middelbare school. Dat deed hij vooral als iedereen weg was – en ik stond schijnbaar per ongeluk te luisteren.

En ineens waren we een setje! Hij! Ik!  Samen naar de film, samen dansen op feestjes, zoenen natuurlijk – zoenen is het allerbeste dat ze ooit hebben uitgevonden. Voor dit blog blader ik door mijn oude dagboeken en ik zie dat ik toen al schrijfster was, in de zin van dat ik er woorden aan wilde geven, aan dat grote, dat overweldigende. Gedichten schreef ik, odes, duizend keer zijn naam. En toen het later ineens uit was, schreef ik nog veel meer, een en al paniek in ontoereikende woorden. I love you to pieces, zeggen ze in het Engels, maar dat was meer een omschrijving voor mijn liefdesverdriet: duizend stukjes wanhoop.

Mijn boek Hoe groot is de liefde is niet het verhaal van mij en die jongen. Dat was namelijk vrij cliché: het is aan, hij maakt het plotseling uit, zij snapt er niks van. Ik heb een verhaal verzonnen over een eerste liefde die ingewikkelder is: één jongen, twee meisjes. En ook nog eens een jongen met een geheim.

Maar het gevoel is hetzelfde. Ik heb het boek verliefd geschreven, en ook een beetje huilend af en toe. Nog steeds die schrijvende, verpletterde Anna van vroeger. Ik denk dat dat de kern is van wat schrijvers doen: zoeken naar woorden om het onzegbare vast te houden. En los te laten.

(O en die jongen? Vijfentwintig jaar later kwam ik hem ineens weer tegen op een reünie. Ik herkende hem eerst niet, hij was kaal geworden. ‘Speel je nog piano?’ vroeg ik. Maar nee, hij was daar nu te druk voor, als gewichtig zakenman. We praatten. Hij dronk teveel. En aan het eind van de avond greep hij mij vast en mompelde: ‘Dat ik het toen heb uitgemaakt, is het allerdomste dat ik ooit heb gedaan.’ Ik glimlachte sereen. En liep weg. Ook dat is liefde – in dit geval voor mezelf).

 

Anna van Praag

Deel deze pagina:

Blogs