De schrijver vertelt #3: Lydia Rood

We zijn alweer bij de derde blog in deze reeks waarin schrijvers je meenemen in hun schrijfproces en een kijkje geven in hun wereld. Hoe komen ze op hun onderwerpen, waar halen ze hun inspiratie vandaan en hoe schrijven ze een boek? De derde schrijver die de pen pakt is… Lydia Rood!

Is het echt gebeurd? is misschien de vraag die schrijvers het vaakst krijgen (Rom Molemaker zei het al). Mensen houden van gluren naar de buren, daarom. Ik zelf vind dat er altijd hartenbloed uit een boek moet vloeien. Zoals bij mijn boek Justins rivaal, dat ik schreef met Jason Umotuni, wiens moeder uit Rwanda komt.

Als Schoolschrijver leer ik kinderen vaak goed kennen, zeker als ze het zelf op een schrijven zetten. Jaren geleden maakte een jongen uit mijn klas een rap met het zinnetje ‘Ben ik mijn moeders hoeder?’ Daar krijg ik nu nog kippenvel van. Ben ik mijn moeders hoeder – en dan tien jaar oud zijn.

Kinderschrijfsels gaan vaak over Tim en Anna, terwijl zo’n kind dan zelf bijvoorbeeld Abdelouahed heet. Het zijn vermommingen van eigen leed. In zo’n half schriftvelletje kan een wereld van eenzaamheid schuil gaan. Soms peuter ik die tevoorschijn, samen met het kind, en dat wordt dan een boek.

Andere keren moet ik eraf blijven. Ik bewaar het geheim van twee kinderen die níet wilden dat ik een verhaal maakte van hun leven. Een jongen vroeg me. ‘Kunt u het niet aan me zien?’ Ik had al nee gezegd – je wilt het niet erger maken – maar opeens dacht ik: het is een meisje. Zit me tot vandaag dwars, want ik heb er niks op uitgedaan.

Het andere kind werd ieder weekend mishandeld. Juffen en meesters weten ook wel hoe het komt dat sommige kinderen zo vaak ziek zijn op maandag, en lange mouwen dragen bij gym. Er zijn trajecten voor, vertrouwenspersonen, jeugdzorg, gezinscoaches, pleeggezinnen. Zeker, zeker. Maar de reden dat ik er vanaf moest blijven, was dat die jongen doodsbang was om bij zijn mishandelende ouders weg te moeten.

De kinderen die wél met mij samen een verhaal hebben bedacht heten Mikail, Jezennia en Jason. Alle drie hebben ze die vraag gekregen: ‘Echt gebeurd? Met jou?’ Gelukkig waren ze gewaarschuwd. ‘Nee’, zeiden ze dan koeltjes tegen de interviewer, ‘het meeste heeft Lydia erbij verzonnen.’ Want stel je voor, dat ze er op het schoolplein op zouden worden aangesproken!

Mijn vader zei vroeger vaak: ‘Ik heb mijn kinderen tenminste nooit mishandeld of verkracht.’ Dat moest een troost zijn, al wist ik niet waarvoor. Ik verdedigde mijn ouders tegen alles in. Het waren superouders, en ik wilde samen met hen in een familiegraf.

Het heeft tot ongeveer mijn zestigste geduurd voordat ik met de billen bloot durfde. Toen pas schreef ik Survival, voor wijze kinderen, en Niemands meisje, voor bijna-volwassenen. Nu zit er een Blauwtje in de pen, waar ik me nog het meest voor ga schamen. De eerste twee heb ik niet aan mijn moeder laten lezen. Het derde hou ik bij mijn dochter weg.

Gelukkig vraagt bijna nooit iemand of die boeken over mijn leven gaan. Is die vraag soms té gênant? Sparen lezers me?

Nou, dat hoeft niet hoor. Ik heb echt alles verzonnen. Alles.

 

Deel deze pagina:

Blogs